Boompalen en bindmaterialen
De feitelijke keuze voor het aantal boompalen en de boompaallengte is afhankelijk van de boomsoort, de windbelasting en de boom –en kroonomvang. Korte boompalen dragen bij aan een meer actieve ontwikkeling van stabiliteitswortels, lange boompalen geven meer houvast. Voor bomen met naakte wortels kan één boompaal gebruikt worden. Voor kluitbomen zijn minstens twee palen nodig. Als slechts één paal gebruikt wordt, moet deze aan de overheersende windzijde geplaatst worden. Worden twee palen gebruikt, dan staan deze loodrecht op de overheersende windrichting. Bij lijnbeplantingen worden beide boompalen ook vaak in de lijn van de beplanting gezet. De twee boompalen worden het best verbonden met een halfronde boompaal, die dienst doet als steunplank en waarop een ‘Bipode’ zit vastgeschroefd ter bescherming tegen wrijving tussen de boomstam en een steunplank. De bipode vervangt eigenlijk de functie van een derde boompaal. Bij het gebruik van drie palen worden die in driehoeksverband rond de boom geplaatst. Deze kunnen net onder de kop aan elkaar vastgemaakt worden met horizontale latten of halfronde palen. Dit zorgt voor extra stevigheid, zeker bij het gebruik van grotere plantmaten. De boompalen hellen het best iets weg van de boom. Dit vermindert het risico op beschadiging van de boom. Boompalen worden nooit door een kluit geslagen. Dit beschadigt de wortels en heeft weinig zin, aangezien de kluit niet voor stevigheid moet zorgen, maar net moet vast gezet worden.
Het aanbinden van de boom aan de boompaal kan gebeuren met verschillende materialen die de bast niet beschadigen. Het meest gebruikte materiaal is rubber, maar ook kokosboomband wordt gebruikt. Regelmatige controle is nodig om insnoering te vermijden. Het aanbinden gebeurt zo dicht mogelijk tegen de kop van de paal (max. 5 cm onder kop van de paal). Zo is de beschadiging door de kop van de paal zo klein mogelijk. Het aanbinden moet voldoende strak gebeuren om de nodige stabiliteit te verzekeren, maar niet te strak, zodat op termijn geen insnoering optreedt en de boom nog wat bewegingsvrijheid heeft. Om rechtstreeks contact tussen paal en boom te vermijden, wordt de boomband vaak in een achtvorm om de boom geslagen. Om inscheuring te vermijden kan beter een aanschuifmof gebruikt worden.